In 1987 behoorde Jules Croiset tot de personen die de opvoering van Het vuil, de stad en de dood van Rainer Werner Fassbinder in Nederland trachtten te verhinderen. Hij ging hierbij zover dat hij dreigbrieven schreef, en zijn eigen ontvoering in scène zette. Over de gebeurtenissen schreef hij het boekje Met stomheid geslagen (1989). Harry Mulisch schreef over dezelfde afffaire het boekenweekgeschenk Het theater, de brief en de waarheid (2000). Dat boek inspireerde Freek de Jonge tot zijn voorstelling De conferencier, het boekenweekgeschenk en de leugen.
Dit boekenweekgeschenk belicht de situatie van Herbert en Magda Althans.
In het eerste deel wordt de crematieplechtigheid van Magda beschreven, waarbij haar man Herbert bekent de beruchte dreigbrief te hebben beschreven. Het is gedetailleerd beschreven, Felix die het verhaal vertelt heeft bij de crematie een band mee laten lopen. Hij heeft opdracht gekregen een ‘dramatische monoloog’ te schrijven en dacht daarbij aan deze dramatische crematie.
Het tweede deel wordt verteld door Vera die dezelfde opdracht heeft gekregen, maar het verhaal vertelt van Herberts crematie, waarbij Magda bekent de brief te hebben geschreven. Dit is minder gedetailleerd, zij heeft geen band laten meelopen.
Interessant, de situatie van Jules Croiset was natuurlijk vreemd om het zacht te zeggen. Het boekje wordt geschreven als een soort monoloog, eerst door Herbert, vervolgens door Magda.