Grappige gedichten: #50books, vraag 5

Het is poëzieweek deze week en daarom besteedt Martha in #50books aandacht aan gedichten. Ik heb het al vaker gezegd, poëzie – niet mijn sterkste kant. Maar de vraag die ze stelt is wel leuk.

gedichtWelk gedicht vind jij het grappigste dat je ooit gelezen hebt?

Een vriendin heeft me ooit voor een verjaardag een kussensloop cadeau gegeven. Heel grappig zul je zeggen. En wat heeft dat er nou mee te maken? Op dat kussensloop stond een gedicht van Erik van Os.

Dag papegaai, zei de pinguïn
Dag papegaai, zei de papegaai.
Nee, zei de pinguïn, jij moet dag pinguïn zeggen
Nee, zei de papegaai, jij moet dag pinguïn zeggen.
Nee, zei de pinguïn, ik ben een pinguïn
Nee, zei de papegaai, ik ben een pinguïn.
Jij bent een papegaai, zei de pinguïn
Jij bent een papegaai, zei de papegaai.
Stomme papegaai, zei de pinguïn
Stomme pinguïn, zei de papegaai.

Ik heb trouwens een antiquarisch exemplaar, want op de site waar deze dingen te koop worden aangeboden, is dit ding niet meer te vinden, maar wel slopen met andere gedichten.

De leesvraag #50books is een initiatief van Peter. Hij heeft de vragen in 2013 en 2015 gesteld. Martha stelde ze in 2014, Hendrik Jan in 2016. Dit jaar worden de vragen door Martha gesteld. Deze vraag staat hier.

Poëzie: #50books vraag 30

Ik heb niets met poëzie. Een eerdere vraag in de #50books reeks over poëzie kon ik nog redelijk eenvoudig beantwoorden. Deze vraag ligt toch wat anders.

Vraag 30: Lees je weleens poëzie en hoe lees je poëzie?

Ik ben geen poëzielezer, nooit geweest. Ik ben in staat er ongeduldig langs te lezen als ik een gedicht tegenkom in een roman. Er zijn een paar uitzonderingen.

Oorlogsgedichten

Ik heb geschiedenis gestudeerd en heb veel vakken gedaan over de Tweede Wereldoorlog. Daarbij ben ik een paar gedichten tegengekomen die me altijd bij zijn gebleven. Bijvoorbeeld het gedicht van Jan Campert, Het lied der achttien dooden. Hij schreef het naar aanleiding van de executie van achttien verzetsstrijders op 13 maart 1941 op de Waalsdorpervlakte. Campert is zelf in 1943 in Neuengamme omgekomen.

Ida Gerhardt publiceerde Het Carillon in 1941 in De Gids. Het is een gedicht dat mij bij blijft vanwege de sterke beeldende woordkeuze. Bij de woorden
En één tussen de naamloos velen,
gedrongen aan de huizenkant
stond ik te luist’ren naar dit spelen
dat zong van mijn geschonden land.
Zie ik iemand tegen de huizen staan die ontroerd is van het spel van het carillon.

Leo Vroman heeft ook een gedicht geschreven waarvan deze woorden het meest bekend zijn.
Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

Hij publiceerde het in 1954, negen jaar na de Tweede Wereldoorlog. Wat ik me nooit heb gerealiseerd is dat dit gedeelte de slotstrofen zijn van een langer gedicht van Leo Vroman, Vrede getiteld. Het complete gedicht is het waard gelezen te worden.

Olijven

Net verschenen: Ellen Deckwitz, Olijven moet je leren lezen. Het wordt onder andere door Hendrik-Jan aangehaald in zijn #50books vraag. Drspee bespreekt het in haar bijdrage. Ik geloof het onmiddellijk, maar ik ga het maar meteen zeggen. Ik houd niet van olijven. Ik heb het echt geprobeerd en soms gaat het wel. Maar ik ga echt niet voor mijn plezier een potje leeg zitten eten, laat staan een heel boek vol gedichten lezen.

De leesvraag #50books is een initiatief van Peter in 2013. Martha nam het in 2014 over en in 2015 ging Peter zelf weer verder. Hendrik Jan heeft het overgenomen in 2016. Deze vraag staat hier.

De magie van poëzie: #50books, vraag 7

Zondagochtend, #50books tijd. Zondag is voor mij ook een dag dat ik de tijd heb om naar de sportschool te gaan en me in het zweet te werken, dus ik zei dat ik het wel zou zien tegen de tijd dat ik terugkwam. Meestal amuseer ik me wel met de vragen, ditmaal was het over iets waar ik totaal niets mee heb, namelijk poëzie, en dat meldde ik ook via twitter bij Hendrik-Jan.

Wat is voor jou de magie van poëzie?

Dat heb ik geweten. Sommige mensen uit mijn tijdlijn hebben wel iets met poëzie, of liever gezegd met rijmen.

Met dank aan @rsnijders die me met dit rijmpje een lachbui heeft bezorgd die me onder de tafel deed belanden.

De leesvraag #50books is een initiatief van Peter in 2013. Martha nam het in 2014 over en in 2015 ging Peter zelf weer verder. Hendrik Jan heeft het overgenomen in 2016. Deze vraag staat hier.

De slagersmand (#50books)

#50books is een initiatief van @petepel. Hij stelt iedere week een vraag over een boek die je naar eigen inzicht mag beantwoorden.

Vraag 15: Wat is het boekfragment dat je het meest (letterlijk) is bijgebleven?

‘En niemand ziet de hand die van de slagersmand de deksel beurt’

De zin komt uit een gedicht over een slagersknecht die vrolijk bestellingen wegbracht op de fiets en door iets te veel op andere dingen te letten een ongeluk kreeg. Hij werd aangereden door een grijze tram. Uit welk gedicht kwam dit? Ik heb er diverse keren naar gezocht, wat lastig was omdat ik me verder niets van het gedicht kon herinneren. Ik was al van plan het op het #50books publiek los te laten als een raadsel tot ik het vandaag toch nog maar een keer probeerde en… het vond.
Het bleek een gedicht van Floortje van Wijlick te zijn, dat ze in 2003 op gedichten.nl heeft gepubliceerd. En meteen stelt het me weer voor een raadsel, want ik had het dank zij die slagersmand en het vrij ouderwetse taalgebruik veel ouder gedacht.
Oké, het raadsel is opgelost, maar het is wel een beetje een dompertje. Overigens ben ik me ervan bewust dat ik vraag 5 tot en met 14 eigenlijk eerst zou moeten beantwoorden, maar dit was zo pasklaar, als @petepel me tenminste vergeeft dat ik een gedicht heb genomen in plaats van een boek.

Welke poëzieliefhebber kan me helpen?

Het raadsel blijft een raadsel. Ik kreeg een mailtje van iemand die mijn blog over deze slagersknecht had gelezen en me vertelde dat Floortje dit echt niet geschreven kon hebben. Zij – 60 jaar oud – kon het zich via haar moeder herinneren en kende het zeker al 40-50 jaar. Exit Floor dus, die dit gedicht in 2003 op de site heeft gepubliceerd. De vraag is: wie heeft het dan wel geschreven. Dat was ook de reden dat ik de bundel van Gerrit Komrij, Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten, wilde raadplegen. Maar deze tweedelige bundel telt ruim 2000 pagina’s, waarvan zo’n 200 voor het register bestemd zijn. Een register op auteurs. Tel daarbij dat er verschillende edities zijn geweest en de inhoud diverse malen is veranderd en je weet het al. Speld en hooiberg voor iemand die niet zo bekend is met poëzie. Ik schat dat het na WO II is geschreven, zie de slagersknecht op zijn fiets en de grijze tram. Die grijze tram is hoogstwaarschijnlijk Amsterdams. Ik zoek daar verder op en vind dat de grijze gelede tram in 1959 in dienst is gesteld. De arme knecht wordt niet genoemd in dit verhaal. Het wordt een beetje een obsessie en dus hierbij de welgemeende vraag: wie kan mij hiermee helpen?

De oorspronkelijke blogpost is uit 2013, deze aanvulling is geschreven op 11 augustus 2019.