Het was tien uur voordat Vincent wakker werd en half elf voordat hij de moed had de douche te zoeken en daar een kwartier onder te blijven staan. Rond elf uur stond hij eindelijk beneden in de keuken. Bij de koffiekan lag een briefje van Jan, “De koffie is gezet om half negen, kijk of het nog lekker is. Ik ben naar het dorp, boodschappen doen. Als je naar buiten gaat, ga niet te ver weg. Je kan best wel verdwalen hier. Heb ik minstens drie keer gedaan toen ik klein was.”
Hij schonk de koffie in die nog acceptabel was en deed de keukendeur open. Het was fris buiten. Hij voelde zich in ieder geval beter nu. Gelukkig had Jan zijn luchtziekte al een keer eerder meegemaakt en had hem gewoon meegesleept en in de auto gezet. In het huis aangekomen had Jan hem in zijn bed geholpen. Hij ging op de bank op de veranda zitten en keek om zich heen. Hier en daar lag sneeuw, Jan had hem verteld dat ze goede kans op een witte Kerst hadden zo hoog in het noorden van Finland. Hij besloot te kijken of er iets te eten was en daarna een wandeling in de omgeving te maken. Dit huis van de familie Nurmi was het enige in de wijde omgeving. De naaste buren woonden vijftien kilometer verderop.
Hij liep de keuken weer in en trok de deur achter zich dicht. Een verkenningstocht in de grote koelkast leerde hem dat er wel degelijk wat te eten was. Tien minuten later liep hij met een nieuwe koffie en een bord met sandwiches de woonkamer binnen die naast de keuken lag. Het was een lange kamer van zeker tien meter die de hele lengte van het huis besloeg. Hij zette zijn bord en de koffie op tafel en keek nieuwsgierig in de kamer die naast de woonkamer lag. Het was een studeerkamer met een bureau en boekenkasten langs de muren. De titels waren overwegend Fins zag hij, maar er was ook een kast met Nederlandse en Engelse titels. Die waren vast door Jans familie hier terecht gekomen. Jans moeder sprak Fins, maar de taal lezen vond ze moeilijk.
Toen hij de studeerkamer weer uitliep zag hij de adventskalender op de muur tegenover de deur. Een groot ding in de vorm van een houten huis dat aan de muur hing. De nummers op de luikjes waren erin gebrand. Nadenkend voelde hij aan een donkere streep die over het luikje van nummer 14 liep, het luikje onder nummer 19. De eerste 23 nummers waren kleine luikjes, nummer 24 was een groter luik op de eerste laag, nummer 25 zat in het dak. Hij voelde aan de onderste luikjes met de laagste nummers. De eerste achttien nummers kon hij allemaal open krijgen. De ruimtes waren leeg. Hij had een onbestemd gevoel bij deze kalender. Hij zag dat het luikje van nummer 23 een beetje beschadigd was. Het was vandaag 23 december. Hij trok eraan, maar het ging niet open. Onwillekeurig liep er een rilling over zijn rug. Eten, dat ging hij eerst doen en dan ging hij wandelen. Jan had hem verteld dat de omgeving prachtig was en dat hij hier zijn hart kon ophalen met zijn natuurfotografie.
Middag
Een half uur later liep hij buiten, wandelschoenen aan, camera en statief in zijn rugzak en verse koffie in een thermosfles. In zijn handen de kaart van de omgeving die Jan had achtergelaten met aantekeningen erop. Zijn doel was de plek waar Jan bij had geschreven “prachtig uitzichtpunt over het meer”. De plek was drie kilometer verderop en goed te bereiken. Er lag niet veel sneeuw, het was duidelijk een tijd geleden dat het had gesneeuwd. Op zijn bestemming aangekomen zag hij dat Jan gelijk had. Het was een prachtig uitzichtpunt. Het meertje was deels dichtgevroren, in diverse wakken waren eenden te vinden. In de sneeuw zag hij sporen van andere dieren. Toen hij zijn camera en statief had opgezet nam hij een kop koffie en keek uit over het meertje. Twee uur later had hij een aantal dieren gespot en gefotografeerd. Onder andere een paar konijnen en een klein hertje. Voor de rest had hij de natuur gefotografeerd en geëxperimenteerd met zijn telelens. Maar nu kreeg hij het koud en zijn koffie was op. Hij keek op zijn horloge, 3:15, tijd om terug te gaan. Zolang zou het niet licht blijven zover noordelijk en verdwalen was makkelijk in het donker. Terug in het huis verbaasde hij zich over Jan die nog niet terug was.
Hij maakte thee en liep daarmee de woonkamer in, en schopte ergens tegen aan dat vervolgens door de kamer heen rolde. Hij zette zijn thee op de salontafel, ging op zijn knieën en voelde onder de tafel. Daar lag dat ding. Hij bekeek het en liet het meteen uit zijn hand vallen. Het was een klein hoofdje van hout, met overal rode verf dat natuurlijk bloed moest uitbeelden. Onwillekeurig ging zijn blik naar de adventskalender en daar stond het luikje van nummer 19 open. Aan de binnenkant was ook rode verf aangebracht. Wacht, er zat een palletje. Toen Vincent daarop drukte klonk er een naargeestig gelach door de kamer. Hij sprong van schrik de lucht in. Klere! Wat was dat! Van een afstand keek hij naar de adventskalender. De rillingen liepen hem over de rug, wat was dit voor eng ding? Hij besloot het uit zijn hoofd te zetten, dit was gewoon een geintje van Jan, die had een soort morbide humor waar hij af en toe niet tegen kon.
Hij liep resoluut de studeerkamer in, misschien stond er nog wel wat leuks te lezen. Tien minuten later kwam hij met een stapeltje Engelstalige thrillers de woonkamer weer in en begon in een Elizabeth George. Hij had ze niet allemaal en deze had hij nog niet gelezen. Hij was snel verdiept in ‘With No One as Witness’. Na een tijdje werd hij uit zijn boek gehaald door een merkwaardig geluid. Waar deed dat hem aan denken? Hij ging rechtop zitten en realiseerde het zich toen. Voor hij met Jan naar Finland was vertrokken had hij met zijn vriendin Heleen de musical ‘Scrooge’ zitten kijken en dat was het. Geluid van kettingen, kettingen die over elkaar heen gingen. Waar kwam het vandaan? De adventskalender verspreidde het geluid. Nummer 20 was open. Hij drukte op het palletje in de ruimte. Het kettingengeratel hield op. Rotding. Hij dook weer in zijn boek, maar zijn concentratie was duidelijk minder.
Avond
Rond zes uur begon hij zich echt zorgen te maken over Jan. Hij had zijn telefoon al opgezocht, maar hij had totaal geen bereik. Het was geen optie op zoek te gaan naar Jan, die had hem gezegd dat het dorp op dertig km afstand lag, dat was niet aan te lopen in het donker. Hij besloot voor zijn avondeten te gaan zorgen. Rond zeven uur stond hij zijn groentemengsel te keuren toen het knipperen van het licht in de woonkamer hem opviel. Hij liep de woonkamer in. De schemerlamp knipperde. Hij keek naar de adventskalender, nummer 21 stond open, hier zat ook weer een palletje in. Toen hij het indrukte hield het knipperen op. Hij kreeg nu de neiging de kalender van de muur te rukken. Er moest stroom naar toe gaan, dat kon niet anders, maar waar vandaan dan? En waar de f*ck bleef Jan? Geagiteerd liep hij terug naar de keuken en deed zijn eten op een bord. In de woonkamer ging hij aan de eettafel zitten met uitzicht op de kalender. Hij kon Jan wel wat doen, wat was dat ding?
Na het eten pakte hij zijn camera en laptop en begon de foto’s te bekijken die hij die dag had genomen. Tien minuten later was hij volkomen verdiept in de foto’s. Hij schreef in het Wordbestand dat hij als dagboek had en daar gooide hij alle scheldwoorden voor Jan in. Tussen de regels door klonk wel zijn ongerustheid over de afwezigheid van zijn vriend. Jan en hij waren bevriend geraakt in het eerste jaar op de universiteit, en het was niets voor hem om zo maar weg te blijven. Het voorstel om de kerst door te brengen hier in het noorden van Finland in het familiehuis van Jan had hij vanaf het eerste moment leuk gevonden. Het enige dat hij jammer vond, was dat Heleen niet mee kon, maar die had al heel lang geleden een afspraak gemaakt met haar ouders en oudtante Dina. Om negen uur spuugde hokje 22 een afgehakte hand op zijn laptop. Vloekend schoot hij overeind, Jan naar het hiernamaals en terug wensend. Toen zijn hartslag enigszins terug naar normaal was bekeek hij de hand. Weer hout en die rode verf. Het ding was echt gedetailleerd.
Hij zette de kalender uit zijn hoofd en keerde terug naar zijn dagboek. Al snel was hij weer geconcentreerd bezig tot de volgende afleiding. Hij wilde niet kijken, maar deed het wel. Met zijn vingers nog op het toetsenbord keek hij naar de deur van de studeerkamer waar licht onder de deur kwam. Zijn blik ging naar de kalender aan de andere muur, nummer 23 was open. K*tkalender. Ook in nummer 23 was een palletje. Hij drukte erop, maar het licht ging niet uit. Hij nam een besluit en duwde de deur van de studeerkamer open. De grote lamp boven het bureau was aan. Er lag een stapeltje papier op het bureau dat hij eerder niet had gezien. Op het bovenste papier stond één regel: ‘Murhaaja talossa’. Humor! Fins! Geen bereik, geen Google Translate, geen Jan, die hij onderhand naar het hiernamaals wenste, maar niet meer terug. De rest van de stapel was ook in het Fins, bladzij na bladzij Finse woorden.
24 december
Op 24 december kwam hij dankzij een slapeloze nacht pas na tien uur beneden in de keuken. Hij zette koffie en met zijn hoofd op zijn armen wachtte hij tot de koffie was doorgelopen. Met zijn koffie in zijn hand liep hij naar buiten. Sneeuw! Lelijk woord! Geen wandeling. Terug in de keuken maakte hij zijn ontbijt klaar. In de woonkamer schoof hij een stoel recht voor de adventskalender en was dus helemaal klaar voor hokje nummer 24 dat om 12 uur half open ging. Achterdochtig trok hij het verder open en deinsde achteruit. Een houten poppetje zonder hoofd met één hand was vastgemaakt aan de achterwand. De rode verf was uitgeschoten in dit hokje. Hij gaf het op en liep naar buiten. Daar stopte net een auto waar Jan uitstapte. Vincent rende op hem toe, duwde hem een berg sneeuw in en begroef hem daar.
“Vincent, lieverd!” Hij voelde handen aan zijn schouders. Hij liet zich overeind trekken. Heleen. Ze trok hem naar zich toe en kuste hem. Hij gaf zich aan haar over. Hij hoorde Jan lachen op de achtergrond. Binnen begon Jan met uitleggen. “Sorry man, ik had gisteren pech met de auto en dat duurde gewoon te lang, anders was ik gisteravond al terug gekomen. Het bereik is hier 0,0, anders had ik wel gebeld. En ik moest natuurlijk op je verrassing wachten, want Heleen kwam vandaag aan.”
Vincent was zwaar geïrriteerd. “Man! Jij niet hier! En dat duurde idioot lang! Die adventkalender, wat een f*cking eng ding is dat! Lachen, kettingen, hoofdjes, handen, what the f*ck man!”
Heleen streek haar hand over de arm van Vincent, “Rustig liefje.” Hij legde zijn hoofd in haar schoot en kwam tot rust.
Middag
Ze zaten met zijn drieën in de woonkamer en keken naar de kalender. Jan vertelde over zijn grootvader, een thrillerschrijver die enorm populair was in Finland. Zijn uitgever had hem de kalender als cadeau gegeven bij de vijfentwintigste thriller. Jan vertelde over zijn jeugdjaren waarin hij elk uur enthousiast naar de hokjes keek die iets uitspuugden. De hokjes moesten met de hand gevuld worden, dus het was elke keer een verrassing wat wanneer tevoorschijn kwam.
“Je mag me nog één ding uitleggen”, zei hij naar Jan kijkend.
“En dat is?”
“Die stapel papier met ‘Murhaaja’ whatever op de eerste pagina? Wie heeft dat in de studeerkamer gelegd? Die stapel was er namelijk niet de eerste keer dat ik in die kamer kwam.”
Jan keek Vincent nadenkend aan. “Mijn tante heeft dit allemaal voorbereid, maar ze gaat echt niet ergens zitten rillen tot ze een stapel papier kan neerleggen, man. Dus waar heb je het over?”
Ze draaiden alle drie naar de deur van de studeerkamer en voelden een koude vlaag over zich heen gaan.
Dit kerstverhaal is gepubliceerd op de site van Martha Pelkman op 25 december 2020. Wil je nog meer verhalen lezen? Al mijn verhalen hebben de tag Eigen verhalen gekregen.